Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [28]De HEERE heeft gezworen [29]bij Zijn rechterhand, en [30]bij den arm Zijner sterkte: [31]indien Ik [32]uw koren meer zal geven [33][tot] spijs voor uw vijanden, en indien [34]de vreemden zullen drinken uw most, waaraan gij gearbeid hebt! 28. Dit zijn nu wederom de woorden van den profeet. 29. Dat is, bij zijn eigen kracht, dat is bij zichzelven, geen groteren hebbende om bij te zweren; Hebr.6:13. 30. Dat is, bij zijn sterken arm. 31. De zin is: Zekerlijk, Ik zal u den moedwil uwer vijanden en vervolgers niet overgeven. Zie van deze manier van eedzweren, de aantekening Num.14:23. 32. O Jeruzalem. 33. God dreigt dikwijls dat de vreemden en de vijanden van zijn volk, vanwege deszelfs zonden, de vruchten van hun land zouden eten, gelijk Deut.28:30,33,51; hetwelk ook meermalen inderdaad alzo geschied is, Richt.6:3,4; Pred.6:1,2. Dit moet men verstaan mede begrepen te zijn onder de vloeken der wet, die door Christus zijn weggenomen; Gal.3:13. Zie ook Ps.128:2, en 1 Kor.15:58. 34. Hebreeuws, de kinderen des vreemden.